Welkom
Geschiedenis
Technische Gegevens
Contact
Archief
 
   

Bovenstoomgemaal op de Koedood

Op 17 februari 1870 verschijnt een oproep van de besturen aan ingelanden tot het bijwonen eener Buitengewone Algemeene Vergadering van Ingelanden van de Polders Kiesheid, Robbenoord, Binnen- en Buitenland van Rhoon, Nieuw Pendrecht, mitsgaders de Steê van Pendrecht en Binnenland van Barendrecht ten einde met elkander te beraadslagen en te besluiten over - en tot het stichten van een Boven-Stoomgemaal op de gecombineerde Uitwatering de Koedood, aan de Heijdsche Sluis, vanwege "de algemeen erkende behoefte aan eener verbeterde waterontlasting van de Polders, uitwaterende op de voormalige Rivier de Koedood.
Voorgesteld wordt, dat de polder Binnenland van Barendrecht een kwart deel van alle kosten zal betalen en de andere polder "bunders-bunders-gelijk". De totale begrote som is ƒ60.000,=  en daarnaast is ook het onderhoud van de Heijdsche Sluis, de Noord-Koedood, de Zuid-Koedood, de Robbenoordse Vliet, de sluis der polder Binnenland van Barendrecht, van het gezegde sluisje onder Charlois, benevens den onderhoud van de buitenhavens voor de Heijdsche Sluis en de sluis van het Binnenland van Barendrecht, aan het gezegd sluisje onder Charlois volgens dezelfde financiële verdeling.

tabel stoomgemaal Koedood 

De boezemkaden van de Koedood hebben een hoogte van 0,50 + AP en de boezem zelf is voldoende diep om tot 0,50 - AP te kunnen worden verlaagd. Voor de molens wordt voor de hoogst gewenste boezemstand + AP aangenomen, terwijl het nieuwe gemaal de Koedood tot 0,50 - AP af moet malen om de molens voldoende ruimte te bieden, zijnde 200.000 CMs water, gelijkstaande met ongeveer 12 uur werking der molens. Als hoogste opmaling van het stoomwerktuig wordt 2,00 + AP aangenomen (hoogste vloed).
De gemiddelde vloed bedraagt 1,40 m + AP en de eb gelijk AP. Voorgesteld wordt, dat de regen welke in ééne maand valt, ook in eene maand moet kunnen worden weggeschaft en dat deze ten hoogste 0,10 m mag worden aangenomen. Het weg te malen water in eene maand kan dus in het ongunstigste geval bedragen 2288.000 M3, hetwelk door de molens in gemiddeld 134 uren kan worden uitgemalen. Berekend wordt, dat de molens slechts 12 maalbare dagen hebben en voor de voorberekende hoeveelheid water slechts 12 uren op deze 12 dagen behoeven te malen.
Daaruit volgt, dat het stoomtuig een capaciteit mag hebben gelijk aan de helft van de capaciteit van de molens, aangezien het stoomtuig 24 uren te tijd heeft om te malen: ½ x 284 = 142 kubieke meter. De gemiddelde opvoerhoogte is 1,50 M en daarbij wordt berekend, dat er een stoomwerktuig van 50 paardenkrachten nodig zal zijn. Voorgesteld wordt deze uit te rusten met 2 schepraderen van 8 meters middellijn en 1 meter dieptasting beneden de laagste boezemstand, waarvan het ene in staat moet zijn om 72 M3 op te voeren tot 2,00 + AP en het andere om 108 M3 op te voeren tot 1,40 + AP, terwijl beiden tesamen 180 M3 zullen opvoeren tot ongeveer 0,70 + AP per minuut.
Er wordt conform besloten en één en ander wordt notarieel vastgelegd, tevens zijn daarmee alle voorgaande contracten en regelingen vervallen. Eveneens wordt overeengekomen een voorzitter en penningmeester/secretaris te kiezen voor de Uitwatering "De Koedood".
Op 10 mei besluit Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland goed te keuren een bovenstoomgemaal te stichten en bezwaren ongegrond te verklaren (van twee mensen uit Binnenland en Buitenland van Rhoon, allebei Dekker geheten) met de opmerking dat, ten einde deze aangelegenheid voor het vervolg duurzaam op een goeden voet te regelen, in overweging wordt gegeven een reglement voor algemeene belangen der gemeenschappelijke uitwatering te ontwerpen, waarvoor voorbeeldregelingen meegestuurd worden.

Op 5 juni 1872 vraagt en krijgt het bestuur van de vergadering van stemgerechtigde ingelanden onbepaalde machtiging om gemeenschappelijk met de besturen van de overige polders uit waterende op de Koedood, met de aannemers van het op die Uitwatering gesticht wordende Stoomgemaal, ter zake van door dezen te eischen schadeloosstelling en door hen verbeurde boeten volgens bestek, zoodanig te transigeren als het zelve Bestuur het meest voordeelig dienstig, nuttig en raadzaam zal oordeelen.

Op 23 april 1878 heeft het ontwerp-bijzonder-reglement tot regeling der belangen van de gemeenschappelijke uitwatering heeft ter visie gelegen zonder dat eenige bedenking of bezwaar daartegen is ingebracht.
Op 26 oktober is de melding, dat het ontwerp-reglement voor het Waterschap "De Koedood" een maand ter visie heeft gelegen zonder dat eenige bedenking of bezwaar daartegen is ingebracht.